Christiaan Rhodius, arts palliatieve geneeskunde: ‘Door de dood te negeren, doen we het leven te kort.’

In deze serie vragen we professionals naar hun werk en hoe het christelijk geloof relevant is voor hun vakgebied.
Christiaan Rhodius is arts palliatieve geneeskunde in Hospice Bardo, Hoofddorp. Over de gesprekken die hij voerde op het overgangsgebied tussen leven en dood, schreef hij het boek ‘Omdat wij leven’ dat in november 2021 verscheen. We spraken Christiaan over hoe deze gesprekken hem als arts, christen en mens veranderen.
Al tijdens je studie geneeskunde koos je voor palliatieve zorg. Waarom?
”Het was een uitspraak van Dawson Trotman, de oprichter van ‘Navigators’, de studentenvereniging waar ik tijdens mijn studententijd lid van was, die mij hielp in mijn keuze voor palliatieve geneeskunde: ‘Never do anything that someone else can and will do, when there is so much of importance to be done which others cannot or will not do.’
Om meerdere redenen past dit werk bij mij. Palliatieve geneeskunde is een creatief vak: met beperkte middelen veel doen in beperkte tijd. Het is teamwork: ik werk veel samen met andere disciplines. Tot slot kijk ik naar de hele mens: de fysieke behandeling staat in dienst van het grote geheel: wil iemand de geboorte van een kleinkind nog meemaken? Wil iemand een verstoorde relatie met kinderen herstellen? Of wil iemand vooral een pijnloze, zachte landing? Daar baseer ik mijn handelen op.”
Wat is, gebaseerd op je ervaringen, je advies aan studenten geneeskunde?
”De tegeltjeswijsheid: ‘Ga je eigen weg, dan word je nooit ingehaald.’ Maak keuzes die aansluiten bij wie jij als mens bent. Als je oog hebt voor jezelf, heb je ook ruimte om oog te hebben voor de ander. Dan zie je niet alleen een versleten heup, dan zie je ook een mens die straks weer negen holes kan golfen. Zo houd je bezieling voor het werk.”
Wat is goede palliatieve zorg?
”Palliatieve geneeskunde en daaruit volgend palliatieve zorg houdt in: datgene doen dat nodig is om de patiënt in staat te stellen om het leven nog optimaal te leven. Dat betekent dat ik de behandeling, zoals de keuze voor medicatie, aanpas aan hoe de patiënt het leven dat nog rest wil invullen.
Welke ontwikkeling zie jij binnen de palliatieve zorg?
”Ik meen een verandering te bespeuren in de geneeskunde en zorg: er is meer aandacht voor zingevingsvragen en spiritualiteit. Dat laatste hoeft niet alleen om religiositeit te gaan, dit gaat ook over vragen: waar kom ik ’s ochtends mijn bed voor uit? Wat kan en wil ik met mijn leven doen? Je ziet bijvoorbeeld dat het kabinet geld uittrekt voor geestelijke verzorging in thuissituaties en preventie van eenzaamheid.”
Recent lanceerde Sire de campagne ‘De dood, praat erover, niet eroverheen.’ Herken jij de noodzaak?
”In de gesprekken met mijn patiënten leerde ik dat leven en dood veel meer verweven zijn dan ik aanvankelijk dacht. Door de dood te negeren, doen we het leven te kort. Aandacht voor een gesprek over de dood is daarom goed. Wel is het belangrijk dat een gesprek over de dood plaatsvindt binnen het grote geheel: hoe draagt het bij aan een goed leven? Het is geen checklist: we vinken ‘praten over de dood’ niet even af. In sommige gevallen is een gesprek over een naderend overlijden niet mogelijk of niet gewenst. Ook dat moet kunnen en mogen.”
In de gesprekken met mijn patiënten leerde ik dat leven en dood veel meer verweven zijn dan ik aanvankelijk dacht.
We vinden praten over de dood blijkbaar erg lastig…
”Het zal te maken hebben met onze maatschappij waarin de dood zoveel mogelijk buiten de deur wordt gehouden. Zo vertelden twee ongeneeslijk zieke jonge vrouwen mij eens hoe oorverdovend de stilte om hen heen was, niemand vroeg hoe het met hen ging. Vanuit de gedachte dat het leven maakbaar is, gaan we een gesprek over de dood liever uit de weg: het gaat over onze kwetsbaarheid. Wanneer je tot het einde toe de controle wilt houden, dan kom je bijvoorbeeld uit bij een keuze voor de pil van Drion.”
Heb je te maken met ethische dilemma’s in je werk?
”Uiteraard, wie niet? Bij ethische dilemma’s denken we al snel aan grote thema’s als euthanasie. Maar ethiek is ook klein en tastbaar. Het gaat over goed handelen in ons dagelijks leven. Het gaat over een dilemma als: pak ik het vliegtuig naar mijn vakantiebestemming, ook al weet ik hoezeer dit het milieu belast? In mijn werk is dat bijvoorbeeld: klopt mijn wens om deze persoon uit bed te willen halen met wat diegene echt wil? Doe ik er goed aan om een gevoelig onderwerp op te rakelen, of kan ik het beter laten rusten?”
Er zijn christenen die jouw positie naast terminaal zieke patiënten als een kans zien om over je hoop op het leven na de dood te praten. Zie jij dit ook zo?
”Nee, die noodzaak voel ik geenszins. Als ik de agenda ga bepalen, dan stem ik niet af op de ander. Mijn houding is bij iedere ontmoeting: hoe mag ik jou nabij zijn. Dat maakt dat ik vanuit ontspanning aan mag sluiten en op mag lopen met iemand in een uitermate intense en kwetsbare fase van het leven. Door te zien en te luisteren, zonder te willen zenden. God is voor mij: ‘Ik Ben’. Dat lees je al in het begin van de Bijbel: ”Adam, waar ben je?” vraagt God. Of bijvoorbeeld in het verhaal van Zacheüs die in de boom klimt, Lukas 19: hij wordt door Jezus gezien. Het gaat God om wie ik ben: als gehele mens in al mijn veelzijdigheid.
Op deze manier wordt de patiënt mijn leermeester. Er staan mij zoveel gesprekken bij met terminale patiënten, zoals met Mark die zei: ”Binnen de begrenzing van de dood zijn de mogelijkheden eindeloos.” Zijn woorden inspireren mij om ook in een laatste fase mogelijkheden te zien: wat voegt nog toe aan een goed leven? En hoe kan ik daaraan bijdragen?”
De veelkleurigheid van mensen zegt veel over de veelkleurigheid van God. Of zoals de filosoof Emmanuel Levinas zei: ‘In het gelaat van de ander zien we God.’
Wat kan de christelijke gemeenschap leren van jouw ervaringen?
”In mijn gesprekken met bewoners van het hospice krijg ik vaak de opmerking ‘Ik heb niets meer met de kerk.’ Vaak heeft dit te maken met een verleden waar ze zich in de kerk niet gehoord en gezien voelden. Ik hoop dat we ook in de kerk beter leren afstemmen op de ander als gehele mens. Door goed te luisteren, daarbij de ruimte laten om iets anders te horen dan dat we gewend zijn om te horen of willen horen. Ook naar mensen die anders in het leven staan dan ikzelf. De veelkleurigheid van mensen zegt veel over de veelkleurigheid van God. Of zoals de filosoof Emmanuel Levinas zei: ‘In het gelaat van de ander zien we God.’
Dan kom ik uit bij het verhaal van de barmhartige Samaritaan. Eerder vroeg ik mij af: wie ben ik, de priester, de leviet of de Samaritaan? Zou ik helpen of doorlopen? Nu draait dit verhaal voor mij om de vraag van Jezus: wie is mijn naaste? Het is een uitnodiging geworden: zie de ander, loop niet voorbij. Maak de ander tot je naaste.”
Christiaan Rhodius (1977) is getrouwd met Hanneke, heeft vier kinderen en woont met zijn gezin in Amsterdam. Hij studeerde geneeskunde aan de VU, volgde de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde en daarna de kaderopleiding palliatieve zorg. Zijn boek ‘Omdat wij leven’ is via de lokale boekwinkel en hier online te bestellen.
In deze serie vragen we professionals naar hun werk en hoe het christelijk geloof relevant voor hun vakgebied: